September 1822. Een zeer droevige gebeurtenis
Hillebrand Andreas Lieuwens (Amsterdam 1786- Heerenveen 1840)
Een zeer droevige gebeurtenis.
Op vrijdag 6 september 1822 is in Idaarderadeel Sophia Engelberta Lieuwens overleden. Zij is verdronken in de sloot naast het huis. Zij was 5 ½ jaar oud. Zij was een dochter van Hillebrand Andreas Lieuwens en Anna Hommes. Het gezin bestond op dat moment uit hun oudste zoon Jacobus 12 jaar, Leonardus Hugeus zoon van 10 jaar, dochter Catharina van 8 jaar en het jongste kind Gerard van 4 maanden. Deze gebeurtenis moet een enorme invloed op het gezin gehad hebben. Hillebrand Andreas de vader toen 36 jaar schrijft daar over een rouwgedicht, waar je nu bijna 200 jaar later bij lezing nog steeds tranen van in je ogen krijgt.
Hillebrand Andres was dominee in Idaarderadeel en de preek op Zondag moet hartverscheuren geweest zijn.
Het gedicht heb ik gekregen van Ds Jelte Oosterhuis, hij was getrouwd met een achterkleindochter van Hillebrand Andreas.
Ik heb het leesbaar gemaakt.
Op den dood van onzet vijfdehalvjarig Dochtertje Sophia Engelberta Lieuwens.
Geboren den 21 april 1818 en door een ongelukkig toeval in het water overleden 6 september 1822
Menig traantje is gevallen,
Dierbaar lijkje op uw graf,
Maar helaas! Met geen van allen,
Viel mij ’t wee den boezem af;
Menig zuchtje is gevaren,
Is gevloden uit mijn hart,
Maar niet een, hoe veel zij waren,
Gaf verlichting aan mijn smart;
Ik zal beproeven, dierbaar wichtje,
Dat Gods wil verengeld heeft!
Of een treurig lijkgedichtje
Adem aan mijn boezem geeft
Ik zal beproeven of mijn snaren
In mijn lijden al mijn troost
Ook het hartzeer doen bedaren
Bij de lijkbaar van mijn troost.
Ja o Ja aan u te denken,
Lieve! Die ik nooit vergeet,
Schijnt een stil genot te schenken,
Aan mijn diep gekankerd leed,
Waar ik kouder troost aanschouwd,
Stelt mijn smarte zich te weer,
Niets dan voedsel voor mijn rouwen
Is de troost die ik begeer.
Als de dag is aangebroken,
Die mij vroeg tot zorgen zet
En ik de armen uitgestoken
Naar mijn kroost zou heen gestrekt
Als ik ze allen aan zie snellen
Met een kus of met een groet,
Dan vermaakt mij ’t na het tellen
Dat een te weinig doet;
Dan verlustigt zich mijn smarte,
In ’t herdenken keer op keer
Dat ik u niet prang aan ’t harte,
Die mijn wellust waart weleer.
Als ik de afgesloofde zinnen
Wieg in sluimer, moe en mat
Dan schiet ijlings mij te binnen
Dat ik achtloos u vergat
Dat mijn hooft zich bei ter ruste,
En ik Lieve niet vooraf
U aan ’t hart sloot en u kuste,
En mijn zegen u niet gaf.
Dan verwekken duizend beelden
Van genoegen en geneugt
Die mij eens zoo innig streelden
Nog mijn ziel een sombere vreugd
O dan voel ik tranen komen,
Tranen om herdacht genot,
En nog eens van u te dromen
Is mijn laatst gebed aan God!
Hij verhoort het! ‘K heb u weder,
Nog eens weder, dierbaar wicht!
‘K sluit nog eens verrukt en teder,
De armen U om ‘lijfje dicht.
‘K hoor nog eens het vleiend kweelen
Daar mijn ziel zoo graag aan hang
‘K hoor nog eens het roerend streelen
Van een toverzoete tong
‘K zie U weer de liedjes reppen,
Vrolijk rennen vlug en snel,
En uw hartje vreugde scheppen
In het schaterend kinderspel.
‘K zie nog eens de blijde roozen,
Roozen die gezondheid strooit,
Op uw blanken koontjes bloozen,
In een gulle lach geplooid.
‘K zie… O hemel zij verkleuren,
Zij verschieten doods en bleek
‘K zie haar lonkend oogje treuren
Dat zij … en dartel ..
‘K zie het lijkje op de sponde,
Kil, verstijft en bleek en naar;
Ik spring op en grijp in ’t rond
En O God die droom is waar!
Waar! Dat zoo veel vreugd vervlogen
En mijn foltering is voortaan;
Waar! Dat zoo veel hoop bezweken
En mij deerlijk is ontrukt;
Dat die lipjes nooit meer spreken
Die zoo dicht zijn toegedruckt;
Dat die handjes niet meer prangen
Niet meer knellen zacht en teer
En mijn nat beschreide wangen
Niet meer stooren-nimmer meer!
Maar dat niets mijn ziel wil strelen
Die verdiept is in verdriet,
Dat geen … mijn wond wil heelen
Tranen nog gezangen niet.
Aleen .. onmagtig pogen!
’t Krijtend hart ontzegt gehoor!
Geen vertroosting geen vermogen,
Geeft mij weer wat ik verloor.
Wat de toekomst mag beloven,
Die het weerzien ons bespaart,
Engeltje bij god hier boven!
Ik wensch u nog terug op aard.
Zou ik hoger magt verstoorn
En met god in ’t oordeel tree
Ook nie mag de rede hooren
Als het hart… …
Lieve, maak de smart mij schuldig
Schuldig ook in ’t morrend lied,
Heer,… het graf …
Mijn verzwolgen blijdschap niet
Eenzaam wil ik dikwijls treuren,
Dolen langs… heen
En wat troost mij op mag beuren
Luistren naar mijn smart alleen,
…………………………
Val en pletter op ons neer
Slagen, die het hart doen bloeden
Doen alleen waarachtig zeer!
Mag zich minder smart verwinnen
In mijn gevoel vergaan,
‘k hing met al te keer beminnen
Lieve zoo verkleeft u aan!
Mag nie wil de vleitaal hooren
Die de hoop verzint in ’t leed,
Ik heb zoveel aan U verloren
Daar de hoop geen rond….
Ik moet aan zoveel vreugd verzaken
Die mij ‘t leven had verzoet;
Ik moet mij ’t hart er los van maken
Dat bij ‘t pijnlijk scheuren bloedt.
Ik zoek vergeefsch van rouw beladen,
Troost in mijn bedrukt gezin,
Ik moet mijn liefde daar verzaden
Aan een dierbaar pand te min
Heeft zoo vaak des hemels zegen
Mij doen … dubbel hoog,
En den last mij ligt doen…
Die mijn schouder nederboog
Ik was mijn ziel ten lust gegeven
.. het de oogjes open sloot
..ik gaf het de eerste kus in ’t leven
En den laatsten in den dood…
Treuren wil ik eenzaam dwalen,
Rouwen met verdoolden geest
Duizend maal uw naam herhalen
Lieve mij zoo dier geweest
De ogen wil ik opwaarts heffen
Naar den hemel daar gij woont
Op mijn stem uw oor mag treffen
En uw aanblik nedertroont
dan wat .. gij, dan gelooven,
Als gij de oogjes nederslaat
Op wat prijs uw vreugd hier boven
Uw bedroefden .. staat
Ligt dan komt gij bij ’t aan schouwen,
Dan mijn diep geknaagd verdriet
’t eerste traantje niet weerhouden
Dat de hemel schreien ….
…… ik dek hare oogen
God bedek ze voor mijn rouw
Laat haar niet beseffen mogen
Wat haar heil verstoren zou,
Laat mij ’t wee te zwaarder ..
.. boven kragt en taak
En mijn schouder dieper bukken
Zoo ’t hart hoger zalig maakt
Dat te bidden dat te hoopen
Dat zij ..gen zuchtje ..
Zet mijn … boezem open!
Voor een zachte straal van troost
Dat geloven dat bedenken
Dat haar heil geen palen …
Schijnt een zoeken op te sc…
In het bitter van mijn leed